Advocaat-generaal Wattel concludeert dat het hof en de rechtbank terecht hebben geoordeeld dat de verbouwing niet zo ingrijpend is geweest dat daardoor in wezen een nieuw gebouw is ontstaan. De A-G bespreekt daarbij de recente jurisprudentie van het Hof van Justitie EU en de Hoge Raad.
X BV verkrijgt in 2018 de aandelen Y BV, een onroerendezaakrechtspersoon. Tot de activa van Y BV behoort een kantoorpand waarvan Y BV het recht van erfpacht op de grond met daarop het pand heeft verkregen voor € 6,5 mln. In 2016 - 2017 wordt het pand verbouwd voor € 25,2 mln. en vanaf juni 2017 is het pand gefaseerd opgeleverd en door de in totaal 9 à 10 huurders in gebruik genomen. In geschil is of ter zake van de verkrijging overdrachtsbelasting is verschuldigd. Volgens X BV is de samenloopvrijstelling (art. 15 lid 1 onderdeel a WBR) van toepassing omdat het pand in wezen nieuw is gebouwd. De levering van het pand zou dan aan BTW-heffing zijn onderworpen. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de samenloopvrijstelling, ondanks de forse investeringen, niet van toepassing is omdat door de verbouwing geen nieuw vervaardigde onroerende zaak is ontstaan. Hof Amsterdam bevestigt het oordeel van de rechtbank dat alleen wijzigingen in de bouwkundige constructie de conclusie kunnen rechtvaardigen dat een verbouwing zo ingrijpend is geweest dat daardoor in wezen een nieuw gebouw is ontstaan. De samenloopvrijstelling is niet van toepassing. X BV gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Wattel concludeert dat het hof en de rechtbank terecht hebben geoordeeld dat de verbouwing niet zo ingrijpend is geweest dat daardoor in wezen een nieuw gebouw is ontstaan. De A-G bespreekt daarbij de recente relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie EU en de Hoge Raad. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X BV ongegrond te verklaren. Verder merkt de A-G op dat het niet nodig is om prejudiciële vragen voor te leggen aan het Hof van Justitie EU, maar niet zonder de opmerking dat, gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU, de Hoge Raad zijn oordeel enigszins moet motiveren, zelfs als hij de zaak met art. 81 Wet RO zou willen afdoen. Dit volgt volgens de A-G uit het recente KUBERA-arrest (15 oktober 2024, C-144/23, V-N 2024/50.14) van het Hof van Justitie EU.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Wet op belastingen van rechtsverkeer 4
Rubriek: Omzetbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 17 december
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)