X bv handelt in exclusieve personenauto's. X bv koopt een Bentley in Duitsland en verkoopt deze in januari 2007 door aan een Nederlandse klant voor € 292.000 inclusief BPM en BTW. X bv doet in dat kader BPM-aangifte met € 56.124 als verschuldigd bedrag. X bv voldoet echter € 69.544, conform de latere hertaxatie door de inspecteur. In geschil is of dit juist is. Rechtbank Breda oordeelt dat de door de inspecteur berekende BPM niet te hoog is. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de teveel op aangifte betaalde onverschuldigd is betaald omdat er geen naheffing aan ten grondslag ligt. Het eigenhandig corrigeren door de inspecteur van de aangifte is niet correct. De Hoge Raad (16 september 2011,nr. 11/00092, V-N 2011/44.14) oordeelt dat het hof ten onrechte niet is ingegaan op alle grieven van X bv. X bv heeft namelijk voor het hof – en in het bijzonder in haar pleitnota - ook met betrekking tot het op de aangifte vermelde bedrag de verenigbaarheid van de BPM-heffing met het gemeenschapsrecht aan de orde gesteld. De uitspraak van het hof wordt vernietigd, doch uitsluitend voor zover de terug te betalen BPM is vastgesteld op € 13.420. Volgt verwijzing.
Hof Arnhem (MK III, 10 juli 2012, 11/00666) oordeelt dat de km-stand van 179 er op duidt dat de Nederlandse koper de eerste gebruiker is en dat X bv dus een nieuwe auto heeft verkocht. Een kras in de lak is niet zodanig dat dit aan voornoemd oordeel in de weg staat. Bovendien was de Nederlandse koper bereid meer te betalen dan de catalogusprijs. De omstandigheid dat volgens de Leidraad BPM een auto reeds als gebruikt kan worden aangemerkt, indien deze in Nederland wordt geregistreerd nadat daarvoor in een andere lidstaat een kenteken is toegekend, staat evenmin aan dat oordeel in de weg (zie HR 29 mei 2009, nr. 08/00824, V-N 2009/28.18). Verder stelt X bv vergeefs dat bij het berekenen van de verschuldigde BPM moet worden uitgegaan van de inkoopwaarde. Dit standpunt is onjuist, aangezien de auto op grond van het gemeenschapsrecht als een nieuwe personenauto wordt aangemerkt. Het beroep van X bv is slechts gegrond, omdat partijen voor het overige van mening zijn dat € 56.124 BPM niet te hoog is en dat de Inspecteur dus € 13.420 moet terugbetalen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 8
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 8 april