Belanghebbende, X bv, sluit eind 2001 koopovereenkomsten met betrekking tot verschillende percelen grond in het buitengebied van de gemeenten C en D. De koopprijs bedraagt € 22 à € 23 per m². In 2002-2003 koopt X bv nog percelen grond voor prijzen tussen de € 47 en € 49. Op 28 februari 2003 worden de percelen grond aan X bv geleverd. Bij de aangiften overdrachtsbelasting wordt aangesloten bij de overeengekomen koopsommen. De inspecteur is echter van mening dat moet worden aangesloten bij de waarde in het economische verkeer (€ 47) ten tijde van de juridische levering en legt naheffingsaanslagen overdrachtsbelasting met boetes op. Rechtbank Haarlem is het met de inspecteur eens, maar oordeelt dat de door de inspecteur gehanteerde prijs van € 47 per m² te hoog is. De rechtbank verlaagt dan ook de naheffingsaanslagen en vernietigt de boetes. Hof Amsterdam stelt in een tussenuitspraak vast dat de rechtbank terecht de waarde in het economische verkeer op € 44 per m² heeft vastgesteld. Het hof overweegt daarbij dat de waarde van de grond na 15 november 2001 is gestegen. Omdat de rechtbank de naheffingsaanslagen niet cijfermatig heeft verminderd, en uit de stukken van het geding niet valt af te leiden hoeveel grond X bv precies heeft verworven, stelt het hof partijen in de gelegenheid om hier duidelijkheid over te scheppen.
Hof Amsterdam (MK I, 13 maart 2013, 11/00912 t/m 11/00916, V-N Vandaag 2013/1811) stelt vast dat de berekening van de opgelegde naheffingsaanslagen die door de inspecteur vermeld is in zijn brief van 26 maart 2013, juist is. Het hof volgt hierbij de oppervlakte die uit de door de inspecteur overgelegde akte blijkt. Het beroep van X bv is gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 9
Wet op belastingen van rechtsverkeer 52
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 juni