Belanghebbende, X, handelt tot eind 2003 in gebruikte auto's. Sinds 1998 belegt X ook in onroerend goed. Hij koopt hiertoe in 1998 een hotel voor € 453.780. Hij verkoopt het hotel in 2002 voor € 1,3 mln aan Y, een in de Oekraïne wonende, niet te traceren Rus. Y voldoet in 2002 een waarborgsom van € 650.000. Naar aanleiding van de storting van dit bedrag wordt een opsporingsonderzoek ingesteld wegens verdenking van witwassen. De inspecteur legt vervolgens, naar aanleiding van dit onderzoek, een IB-navorderingsaanslag met een boete van 100% (€ 326.522) op aan X. Hierbij wordt het volledige bedrag van € 650.000 belast. Hof Arnhem oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de door X ontvangen waarborgsom van € 650.000 inkomen uit werk en woning is. Volgens het hof is er namelijk sprake van een gefingeerde, onbelaste, verkooptransactie. De Hoge Raad oordeelt dat het aannemelijk is dat het bedrag van € 650.000 niet afkomstig is van de verkoop van het hotel. Volgens de Hoge Raad heeft het hof hieruit mogen afleiden dat X tot het bedrag van € 650.000 in werkelijkheid belaste inkomsten heeft genoten. De Hoge Raad verwijst de zaak nog wel naar Hof 's-Hertogenbosch. Volgens de Hoge Raad heeft het hof zijn oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat het volledige bedrag van € 650.000 in 2002 als belaste inkomsten is genoten, onvoldoende gemotiveerd. Volgens de Hoge Raad kan dit oordeel niet worden gebaseerd op het enkele feit dat in dat jaar een verkooptransactie is gefingeerd. Ook is hetvolgens de Hoge Raad, zonder nadere motivering, onbegrijpelijk dat het volledige bedrag van € 650.000 afkomstig is van de handel in gebruikte auto's in de periode van 1 januari 2002 tot 25 augustus 2002.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de navorderingsaanslag op een redelijke schatting berust en dat hij er niet in is geslaagd te bewijzen dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Het hof constateert daarbij dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Het hof overweegt verder nog wel dat de juistheid van de veronderstelling, dat het bedrag van € 650.000 behoort tot het door X in 2002 gerealiseerde belastbare inkomen uit werk en woning, met onzekerheden is omgeven, maar volgens het hof kan niet worden gezegd dat de inspecteur de navorderingsaanslag naar willekeur heeft vastgesteld. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Wet inkomstenbelasting 2001 2.4
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 6 oktober