Belanghebbende, X, woont in België en werkt voor het A-concern. Vanaf 2007 werkt X in Nederland, voor A bv. X kiest er voor om zijn Belgische pensioenregeling voort te zetten. De pensioenregeling wordt voor een periode van 5 jaren (1 juli 2007 tot 1 juli 2012) aangewezen als zuivere pensioenregeling. Bij het opleggen van de IB-aanslag 2013 staat de inspecteur geen aftrek toe van de ingehouden pensioenpremie en het gebruteerde werkgeversdeel van de pensioenpremie. Volgens de inspecteur is er in 2013 namelijk niet langer meer sprake van een zuivere pensioenregeling. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het met de inspecteur eens dat de Belgische pensioenregeling in 2013 niet meer is aan te merken als een zuivere pensioenregeling, en dat de premies dan niet aftrekbaar zijn.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat vaststaat dat niet wordt voldaan aan de eisen van art. 18 Wet LB 1964, aangezien de pensioenregeling de mogelijkheid van omzetting in een eenmalig kapitaal kent. De pensioenregeling is dan ook onzuiver, zodat de aanspraak tot het loon moet worden gerekend en de door X betaalde pensioenpremie niet in mindering op het (bruto)loon kan worden gebracht. Vervolgens verwerpt het hof ook de stelling van X dat de pensioenregeling voor een periode van 10 jaren moet worden aangemerkt als een zuivere pensioenregeling. Omdat de inspecteur echter ter zitting bevestigd dat er in vergelijkbare situaties wel aftrek van de pensioenpremie wordt verleend, heeft X alsnog, op grond van het gelijkheidsbeginsel, recht op aftrek van de premie.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 19
Wet op de loonbelasting 1964 18
Wet op de loonbelasting 1964 11
Wet op de loonbelasting 1964 10
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 1 april