X doet in september 2010 BPM-aangifte voor de registratie van een personenauto. De BPM is eveneens in deze maand voldaan. Het bezwaar van X tegen de voldoening op aangifte is ingekomen in mei 2012. In geschil is of het bezwaar wegens termijnoverschrijding terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Rechtbank Noord-Nederland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep. Niet in geschil is dat de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden en dat X € 469 teveel heeft betaald wegens het onverbindend zijn van art. 10 lid 2 Wet BPM 1992. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de zaak niet naar de inspecteur teruggewezen hoeft te worden, aangezien over de feiten geen verschil van mening bestaat en de inspecteur met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar geen beleidsvrijheid heeft. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is de schending van de hoorplicht wel reden om aan X een proceskostenvergoeding toe te kennen. De inspecteur moet ook de griffierechten aan X vergoeden. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond. Het feit dat de inspecteur geen ambtshalve teruggaaf op de voet van art. 65 AWR wil verlenen, kan niet door de belastingrechter worden getoetst (HR 5 oktober 2007, nr. 43.268, V-N 2007/47.2).
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet inzake rijksbelastingen 65
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 9 januari