De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft afgegeven, ondanks het feit dat de schenkingsakte onrechtmatig is verkregen. Het gebruik van bewijsmiddelen die op strafrechtelijk onrechtmatige wijze zijn verkregen is alleen in uitzonderlijke situaties niet toegestaan.

In het kader van een strafrechtelijk onderzoek vindt bij X een huiszoeking plaats. Dit strafrechtelijk onderzoek wordt geseponeerd omdat X ten onrechte als verdachte is aangemerkt. Bij X is een schenkingsakte aangetroffen, die door het OM aan de inspecteur ter beschikking is gesteld. Uit deze akte blijkt dat A, de vader van X, zijn belangen bij 21 ondernemingen aan X heeft geschonken. In het kader van de IB-aanslagoplegging 2016, stelt de inspecteur vragen over de schenkingsakte en het belang van X bij de 21 ondernemingen. Omdat X de vragen niet naar tevredenheid van de inspecteur beantwoordt, stelt hij een informatiebeschikking vast. X is echter van mening dat de informatiebeschikking moet worden vernietigd omdat de inspecteur de akte niet in zijn bezit had mogen hebben. Rechtbank Zeeland-West-Brabant en Hof ’s-Hertogenbosch oordelen dat de schenkingsakte niet op een zodanige wijze is verkregen dat is voldaan aan het ‘zozeer indruist’-criterium. Het hof verwijst hierbij naar de arresten van de Hoge Raad van 1 juli 1992 (26.331, V-N 1992/2000, 4) en 20 maart 2015 (13/03959, V-N 2015/16.6). De inspecteur heeft in de belastingzaak rechtmatig gebruik gemaakt van de schenkingsakte. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft afgegeven, ondanks het feit dat de schenkingsakte onrechtmatig is verkregen. Onder verwijzing naar zijn jurisprudentie over het zozeer-indruistcriterium overweegt de Hoge Raad dat niet van belang is of het gaat om bewijsmiddelen waarvan de inspecteur zonder wettelijke belemmering kennis had kunnen nemen. Het gebruik van bewijsmiddelen die op strafrechtelijk onrechtmatige wijze zijn verkregen is alleen niet toegestaan wanneer art. 6 EVRM daartoe dwingt of de bewijsmiddelen zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Aangezien daarvan geen sprake is, geeft de Hoge Raad X vier weken de tijd om alsnog te voldoen aan de in de informatiebeschikking neergelegde verplichting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting

Editie: 3 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

58

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen