Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat ook na de verlaging op basis van de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds sprake is van een schending van art. 1 EP bij EVRM.

De inspecteur legt aan erflater X een aanslag IB/PVV 2018 op naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 147.253. Naar aanleiding van het kerstarrest verlaagt de inspecteur het belastbare inkomen naar € 63.612. Dit resulteert in een box 3-heffing van € 19.086. In beroep is in geschil of de box 3-heffing niet te hoog is en of de erfgenamen recht hebben op een rente- en immateriëleschadevergoeding.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat ook na de verlaging op basis van de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds sprake is van een schending van art. 1 EP bij EVRM. De rechtbank biedt rechtsherstel door het werkelijk behaalde rendement in de belastingheffing te betrekken. Aan de erfgenamen wordt een schadevergoeding toegekend ter hoogte van de wettelijke rente over de periode tussen de datum van betaling van de in strijd met het EVRM geheven box 3-belasting en de datum van terugbetaling daarvan. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn met 2 jaar en 10 maanden wordt ook een immateriële schadevergoeding toegekend. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.1

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 23 april

Informatiesoort: VN Vandaag

Dossiers: Box 3

607

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen