De heer X is van 3 maart 2014 tot en met 2 oktober 2014 houder van een personenauto. De geldigheid van het kenteken is in deze periode geschorst. Op 4 september 2014 stellen controleurs van de Belastingdienst vast dat de auto op een parkeerplaats staat. In geschil is de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 982 over het tijdvak 3 maart 2014 tot en met 2 oktober 2014, alsmede de 10% verzuimboete. Rechtbank Gelderland verlaagt de boete tot € 50. X stelt in hoger beroep dat de auto omstreeks 4 september 2014 aan een derde is verkocht en dat de koper, in strijd met de gemaakte afspraak, het kenteken niet (direct) heeft laten overschrijven op zijn naam.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK IV, 26 september 2017, 16/01037, V-N 2017/60.1.3) oordeelt dat de vermeende niet nakoming van de afspraak door de koper voor rekening en risico van X komt. X stelt vergeefs in bewijsnood te zijn geraakt, omdat hij geen contact met de koper kon krijgen. Dat neemt namelijk niet weg dat X ten tijde van de controle als houder in het kentekenregister stond ingeschreven. Het is ook niet van belang of tijdens de periode waarover is nageheven slechts gedurende korte tijd of in beperkte mate met de auto gebruik van de weg is gemaakt (zie HR 25 oktober 2013, nr. 11/04730, V-N 2013/53.8). Aangezien X zijn stellingen met betrekking tot de verkoop van de auto en de daarbij gemaakte afspraak geenszins aannemelijk heeft gemaakt, is de boete van € 50 ook passend en geboden. Het beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 35
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 29 december