Belanghebbende, X bv, is eigenaar van een verhuurd pand. De huurder betaalt vanaf het tweede kwartaal van 2010 geen huur meer. In april 2012 sluiten partijen hierover een vaststellingsovereenkomst, inhoudende dat de openstaande vordering van € 1.002.665 (inclusief € 160.086 btw) wordt voldaan middels opboeking in rekening-courant. Van de toekomstige huurtermijnen wordt 50% cash (per bank) betaald en 50% wordt voldaan door opboeking in rekening-courant. Per 1 september 2013 wordt de huurovereenkomst beëindigd. X bv en de huurder gaan beide in 2014 failliet en ze hebben dezelfde curator. De curator van X bv doet een beroep op de faillissementspauliana en vernietigt de vaststellingsovereenkomst. De curator van de huurder berust hier vervolgens in. In geschil is of het verzoek om btw-teruggaaf van X bv ad € 202.959 - incl de latere btw van de rc-opboekingen - voor het derde kwartaal van 2015 terecht is afgewezen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat door de vaststellingsovereenkomst sprake is van schuldvernieuwing en dat X bv de vergoeding door de opboekingen in zoverre heeft ontvangen. Dit is conform een eerdere uitspraak over een eerder tijdvak (zie V-N 2016/13.3.2). X bv beroept zich subsidiair vergeefs op de vernietiging door de curator van de vaststellingsovereenkomst. De vernietiging op grond van paulianeus handelen heeft namelijk slechts een relatief effect. De vernietiging werkt alleen ten opzichte van de boedel en dan nog slechts voor zover de boedel door de rechtsgevolgen van de vernietigde rechtshandeling is benadeeld (zie HR 24 april 2009, nr. C07/108HR, ECLI:HR:2009:BF3917, NJ 2009/416). Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 29
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Verbintenissenrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 21 november