Belanghebbende, X, exploiteert sinds 2005 in de vorm van een eenmanszaak een timmerbedrijf. In 2020 trouwt hij met Y, een Hongaars staatsburger die in Hongarije woont. X en Y hebben een zoon die in 2019 is geboren en Y heeft verder nog een kind uit een eerdere relatie. X vraagt kinderbijslag aan voor beide kinderen. De SVB kent kinderbijslag toe voor de maanden dat X daadwerkelijk arbeid in Nederland verricht. Voor de maanden dat X in Hongarije verblijft bij zijn gezin heeft hij geen recht op kinderbijslag. Volgens de SVB woont X namelijk niet in Nederland omdat het centrum van zijn belangen zich in Hongarije bevindt. Rechtbank Amsterdam oordeelt dat X voor beide kinderen recht op kinderbijslag heeft.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Nederlandse wetgeving van toepassing is op X, en dan niet alleen maar voor de periodes dat hij daadwerkelijk aan het werk is in Nederland. X heeft dan ook volledig recht op kinderbijslag voor beide kinderen. De Centrale Raad overweegt daarbij dat de kwalificatie als zelfstandige niet beperkt wordt tot de tijdvakken waarin daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht. Op grond van de Wet IB 2001 verliest iemand niet steeds zijn status als zelfstandig ondernemer in maanden waarin geen daadwerkelijke werkzaamheden worden verricht. Het gelijk is aan X.
Instantie: Centrale Raad van Beroep
Rubriek: Sociale zekerheid algemeen
Editie: 26 maart
Informatiesoort: VN Vandaag