Belanghebbende X drijft een antiekwinkel. Telkenjare met verlies. Er is sprake van omzet, maar de kosten overtreffen die steeds. In 2008 is een boekenonderzoek gehouden. Conclusie: er is sprake van een onderneming. In 2015 wordt dit standpunt ingetrokken. Rechtbank Gelderland oordeelt voor dat jaar dat geen sprake is van IB-ondernemerschap. X is wel btw-ondernemer. In geschil is het IB-ondernemerschap voor 2016 en 2017.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat geen sprake is van IB-ondernemerschap. Er is geen bron van inkomen omdat er geen objectieve voordeelsverwachting is. Er zijn redelijkerwijs geen positieve zuivere opbrengsten te verwachten. Vanwege de jarenlange negatieve resultaten is het aan X aannemelijk te maken dat wel sprake is van een voordeelsverwachting. Dat lukt X niet. Btw-ondernemerschap vereist geen subjectief oogmerk winst te behalen of een objectieve voordeelsverwachting. Het btw-ondernemerschap van X brengt dan ook geen IB-ondernemerschap met zich mee.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 10 mei