Hof ’s-Hertogenbosch stemt volledig in met het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat het onderscheid bij forensenbelasting tussen inwoners en niet-inwoners niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
Belanghebbende, X, is het niet eens met een aanslag forensenbelasting. Hij vindt het namelijk onterecht dat hij naast de rioolheffing en afvalstoffenheffing ook nog forensenbelasting moet betalen. Inwoners die nota bene meer gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen, hoeven enkel de rioolheffing en de afvalstoffenheffing te betalen, aldus X. Hij acht dit in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Hof ’s-Hertogenbosch stemt volledig in met het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat het onderscheid bij forensenbelasting tussen inwoners en niet-inwoners niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde dat het onderscheid dat de gemeente maakt, is gebaseerd op een wet in formele zin (art. 223 Gemeentewet) waardoor toetsing aan art. 1 van de Grondwet niet mogelijk is. Toetsing aan art. 26 IVBPR en art. 1 Twaalfde Protocol bij het EVRM is echter wel mogelijk. Het gemaakte onderscheid valt naar het oordeel van de rechtbank binnen de beoordelingsvrijheid van de wetgever, nu de bijdrage uit het gemeentefonds mede afhankelijk is van het aantal inwoners van een gemeente. De samenloop van forensenbelasting met rioolheffing en afvalstoffenheffing is niet verboden (HR 9 november 2001, nr. 36.111, BNB 2002/17). Omdat de forensenbelasting geen bestemmingsbelasting is, behoeft er geen relatie te bestaan tussen de (mate van) profijt en het bedrag van de verschuldigde forensenbelasting. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 20 juli