Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur zich niet schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige bewijsvergaring. Er is dus geen reden om de aanslagen voor de verzwegen omzet te vernietigen.
X is in 2017, 2018 en 2019 financial controller van een gemeente. Tot 1 januari 2019 is zijn vader eigenaar van een lunchroom. X neemt deze per 1 januari 2019 over. Volgens de inspecteur ontvangt X in 2017, 2018 en 2019 een deel van de omzet van de lunchroom op zijn (privé)bankrekeningen. Het betreft betalingen voor feesten en partijen, waarvan X na aftrek van de kosten de helft zou krijgen. In geschil zijn de aan X opgelegde (navorderings)aanslagen voor 2017, 2018 en 2019, alsmede de 50% vergrijpboeten van in totaal € 21.910. De inspecteur is de gang van zaken op het spoor gekomen, omdat X per bank veel online gokbetalingen deed.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur zich niet schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige bewijsvergaring. Er is dus geen reden om de aanslagen te vernietigen. X stelt vergeefs dat hij door zijn gokverslaving was vergeten om de omzet te verantwoorden en meende dat de enkele opname van zijn bankrekeningen in de aangiften voldoende was. Dit excuus is mede gelet op zijn financiële achtergrond ongeloofwaardig. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn worden de boeten wel met 5% gematigd. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 8 april
Informatiesoort: VN Vandaag