De inspecteur constateert in de beroepsfase dat de aan X opgelegde IB-navorderingsaanslag 2015 is opgelegd in strijd met het correctiebeleid. X heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 500 en een kostenvergoeding van € 1047. De inspecteur stelt op 26 juni 2020 aan X voor om het beroep in te trekken. Op deze brief wordt niet gereageerd. Rechtbank Noord-Holland volgt het voorstel van de inspecteur. In hoger beroep stelt X dat de ISV niet juist is vastgesteld. De inspecteur is van mening dat deze op het juiste bedrag is vastgesteld. Op 26 juni 2020, een dag voor het verstrijken van de halfjaarstermijn, was voor X een einde gekomen aan de spanning en frustratie door de brief.
Hof Amsterdam oordeelt dat X recht heeft op een ISV van € 1000. Niet kan worden uitgesloten dat X op 26 juni 2020 nog niet op de hoogte was van het voornemen van de inspecteur om de navorderingsaanslag te vernietigen, terwijl de laatste dag waarop de overschrijding van de redelijke termijn nog zes maanden of minder bedroeg, één dag later, op 27 juni 2020, eindigde. Het hof stelt de ISV vast op € 1000 en de proceskostenvergoeding op € 2774.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 21 maart