Belanghebbende, X, en haar echtgenote (Y) kopen op 1 juli 1996 een campingbedrijf. Zij brengen de onderneming – exclusief de grond en een werkplaats – eind 2000 in een bv (A bv) in. De onroerende zaken worden verhuurd aan A bv. Eind 2001 verkopen X en Y de aandelen A bv voor € 4600 aan G (de moeder van Y). G bemoeit zich niet met de gang van zaken met betrekking tot de camping en heeft er geen idee van wat er zich allemaal binnen de onderneming afspeelt. X rekent de verhuurde onroerende zaken vanaf eind 2001 tot haar box 3-vermogen. Volgens de inspecteur is de tbs-regeling echter van toepassing. Rechtbank Arnhem oordeelt dat er sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling en stelt de inspecteur in het gelijk. Hof Arnhem oordeelt dat het geheel van rechtshandelingen dat met de terbeschikkingstelling verband houdt in aanmerking moet worden genomen, en dat dit er toe leidt dat er sprake is van ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat alle omstandigheden van het geval in de beoordeling van de ongebruikelijkheid in het maatschappelijke verkeer van de terbeschikkingstelling moeten worden betrokken. Volgens de Hoge Raad moet dan ook rekening worden gehouden met een aandelenoverdracht waardoor niet langer meer sprake is van een terbeschikkingstelling in de zin van art. 3.92 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001. Vervolgens merkt de Hoge Raad op dat er sprake is van een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling in de zin van art. 3.92 lid 3 Wet IB 2001 als de aandelenoverdracht ongebruikelijk is. Daaraan doet dan niet af dat de verhuurovereenkomst ongewijzigd is gebleven. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92