Hof Amsterdam oordeelt dat bij de bepaling van het werkelijk rendement ook rekening dient te worden gehouden met de ongerealiseerde waardestijging van de woning.
In zijn aangifte IB/PVV 2018 geeft X als grondslag voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen een bedrag van € 1.070.860 aan. Zijn box 3 vermogen bestaat uit bank- en spaartegoeden, aandelen en onroerende zaken. De inspecteur legt na het Kerstarrest (HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963, BNB 2022/27, V-N 2022/22.3), een verminderingsbeschikking op overeenkomstig het Besluit rechtsherstel box 3 (Besluit Staatssecretaris van Financiën van 28 juni 2022, 2022-176296, Stcrt. 2022, 17063, V-N 2022/34.3) en komt tot een belastbaar box 3-inkomen van € 40.779. In hoger beroep is in geschil of het box 3-inkomen verder moet worden verminderd.
Hof Amsterdam oordeelt dat bij de bepaling van het werkelijk rendement ook rekening dient te worden gehouden met de ongerealiseerde waardestijging van de woning. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en verwijst daarvoor naar de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:704, BNB 2024/84, V-N 2024/28.3 en 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:857, V-N 2024/29.5, V-N 2024/29.6. In het kader van de vaststelling van het werkelijk rendement van een woning, wordt ook rekening gehouden met de waardeveranderingen van vermogensbestanddelen, ook als deze niet gerealiseerd zijn. Dit brengt mee dat het werkelijk rendement van belanghebbende in 2018 hoger is dan het door de inspecteur in aanmerking genomen voordeel uit sparen en beleggen van € 40.799. Het hoger beroep is ongegrond.
Lees ook het thema Box 3.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Algemene wet bestuursrecht 8:1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Wet inkomstenbelasting 2001 5.20
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 11 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Box 3