Belanghebbende, X bv, en haar moedermaatschappij, de op de Antillen gevestigde B nv, maken deel uit van de A-groep. B nv geeft licenties voor de uitzendrechten van sportevenementen uit aan X bv. X bv geeft die licenties weer in sublicentie uit aan niet gelieerde afnemers over de hele wereld. In 2001 dient de A-groep een rulingverzoek in voor de activiteiten die de nog te verwerven C bv uitvoert. De inspecteur geeft daarop een (royaltydoorstroom-)ruling af. Uiteindelijk wordt C bv niet verworven en worden de activiteiten door X bv uitgevoerd. De inspecteur meldt daarop, op verzoek van X bv, dat de afgegeven ruling ook van toepassing is op de activiteiten van X bv. Bij haar VPB-aangifte 2005 past X bv de ruling toe. X bv is echter van mening dat de in de ruling opgenomen pro rata verrekening van bronheffing niet op haar van toepassing is.
Hof Den Haag oordeelt dat de ruling integraal op X bv van toepassing is. Volgens het hof kan X bv niet alleen maar de voor haar gunstige regelingen uit de ruling toepassen en de voor haar niet welgevallige onderdelen buiten aanmerking laten. Het hof wijst er hierbij ook op dat X bv om bevestiging van toepassing van de ruling heeft gevraagd, nadat zij de activiteiten was gaan verrichten die eerst door C bv werden verricht. Hieruit blijkt volgens het hof dat er sprake was van wilsovereenstemming over het van toepassing zijn van de voorwaarden van de ruling op X bv. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 12 maart