X is gehuwd met Y. X woont het gehele jaar 2014 op het adres te Z, Y woont er tot 27 januari. Het huwelijk wordt 18 december 2015 ontbonden door echtscheiding. Bij de aangifte IB 2014 is de aftrekpost eigen woning 50%-50% verdeeld. De aanslag wordt conform de aangifte opgelegd maar later bij beschikking verminderd tot nihil wegens verrekening van een verlies uit 2016. X verzoekt de inspecteur haar aandeel van het saldo van de inkomsten uit eigen woning te verhogen omdat te weinig hypotheekrente in de aangifte is opgegeven. De inspecteur wijst het verzoek af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt X in het ongelijk. X en Y kiezen in de aangiften IB 2014 niet voor een andere verhouding dan die op grond van de hoofdregel van 50%-50%. Omdat de aanslagen onherroepelijk vaststaan, is ook de onderlinge verhouding van de belastbare inkomsten uit eigen woning van 50% onherroepelijk geworden en is wijziging van de onderlinge verhouding niet meer mogelijk. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond. X heeft ook geen recht op een dwangsom, de inspecteur heeft binnen de daarvoor geldende termijn uitspraak op bezwaar gedaan.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 28 september