Advocaat-generaal Niessen is van mening dat het verlies uit de geldlening geen negatief loon voor X vormt, omdat daarvoor onvoldoende causaal verband is tussen de geldlening en de dienstbetrekking van X.

Belanghebbende, X, leent in 2004 € 35.000 van een bank om dat bedrag tegen onzakelijke voorwaarden door te lenen aan zijn werkgever. Bij het faillissement van de werkgever in 2007 heeft X een vordering op de werkgever van € 32.200 (€ 31.000 hoofdsom en € 1.200 achterstallige rente). Het geschil betreft de vraag of het verlies van belanghebbende op de lening negatief loon vormt.

Advocaat-generaal Niessen is van mening dat het verlies uit de geldlening geen negatief loon voor X vormt, omdat daarvoor onvoldoende causaal verband is tussen de geldlening en de dienstbetrekking van X. Overeenkomstig de arresten HR 14 oktober 1970, nr. 16.406, BNB 1970/246 en HR 10 augustus 1998, nr. 31.659, BNB 1998/295 is er geen sprake van negatief loon wanneer een werknemer, al dan niet tot behoud van zijn dienstbetrekking, onverplicht deelneemt in de financiering van zijn werkgever en bij faillissement van deze nadeel lijdt wegens de waardedaling van het door hem geïnvesteerde vermogen. In onderhavige zaak doet zich een dergelijk geval voor, aldus de A-G. X heeft een lening verstrekt aan zijn werkgever zonder dat hij daartoe uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst verplicht was. Het is aannemelijk dat het behoud van de dienstbetrekking voor X een motief vormde. Dat neemt echter niet weg dat de lening niet werd verstrekt binnen het raam van de dienstbetrekking, maar een separate vermogenstitel vormde. Naar zijn aard valt het verstrekken van een geldlening niet binnen de dienstbetrekking. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 26 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen