Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de onjuiste adressering van het beroepschrift door X' gemachtigde leidt tot een niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
X is directeur en enig aandeelhouder van A BV, die in 2010 alle aandelen in een werkmaatschappij heeft overgedragen aan B BV. X heeft van de werkmaatschappij loon genoten en A BV heeft bedragen gefactureerd voor management fee en overwerk. De inspecteur heeft deze bedragen bij X aangemerkt als loon uit dienstbetrekking en navorderingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2015 tot en met 2018. X heeft op 17 augustus 2020 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen, maar de inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard. X stelt dat zijn gemachtigde op 30 april 2021 beroep heeft ingesteld bij de Rechtbank Gelderland, maar door een onjuiste adressering is het beroepschrift niet tijdig ontvangen. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. In hoger beroep is in geschil of de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de onjuiste adressering van het beroepschrift door X' gemachtigde leidt tot een niet-verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft X' beroep daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar omdat X' gemachtigde niet het geheel van handelingen heeft verricht dat noodzakelijk is om het beroepschrift in te dienen bij de rechtbank. Het verzuim van de gemachtigde is toerekenbaar aan X. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 25 maart
Informatiesoort: VN Vandaag