X BV is opgericht op 15 januari 2019 en heeft over de tijdvakken van 15 januari 2019 tot en met 31 december 2020 aangiften omzetbelasting ingediend. De inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van deze aangiften en heeft diverse correcties aangebracht. De inspecteur heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd van € 9534 voor 2019 en € 9437 voor 2020, inclusief vergrijpboetes en verzuimboetes. X BV maakt bezwaar tegen de correcties en boetes, specifiek met betrekking tot de facturen van Y BV. De inspecteur stelt dat de facturen van Y BV vals zijn en dat geen diensten zijn verricht. In beroep is in geschil is of X BV de voorbelasting op de facturen van Y BV in aftrek mag brengen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X BV niet aannemelijk heeft gemaakt dat de op de facturen van Y BV vermelde bedragen aan haar in rekening zijn gebracht voor daadwerkelijk verrichte diensten. De facturen bevatten geen BTW-nummer, een onjuist adres en komen niet overeen met de activiteiten van Y BV volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. De verklaring van X BV voor de adresvermelding en het ontbreken van een huurovereenkomst is niet aannemelijk. Daarnaast is er geen bewijs van de verrichte werkzaamheden. De naheffingsaanslagen en boetes zijn terecht opgelegd. De vergrijpboetes van 25% en verzuimboetes van 10% zijn passend en geboden. De beroepen zijn gegrond voor zover ze betrekking hebben op de boetebeschikkingen, die worden verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor de duur van de procedure.
Wetsartikelen:
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 2012 28
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 2012 25
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 2012 24
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 2
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Omzetbelasting
Editie: 15 april
Informatiesoort: VN Vandaag