X BV is huurder en gebruiker van een zorgcentrum, oorspronkelijk een klooster uit 1952, met diverse aanbouwen. Sinds 2014 heeft het object de functie als verzorgingstehuis. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde voor 2023 vast op € 1.452.000. X BV maakt bezwaar tegen deze waardering, omdat een aangrenzend perceel van 43.921 m² niet is betrokken in de objectafbakening. De heffingsambtenaar handhaaft de waardering en de OZB-aanslag. X BV stelt beroep in bij de rechtbank.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar het object onjuist heeft afgebakend door het perceel van 43.921 m² niet in de waardering te betrekken. De rechtbank stelt vast dat dit perceel altijd onderdeel is geweest van het zorgcentrum en niet los van het hoofdobject kan worden beschouwd. De rechtbank vernietigt de WOZ-beschikking en de OZB-aanslag voor het zorgcentrum. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van X BV in bezwaar en beroep, en tot terugbetaling van het griffierecht.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 30a
Wet waardering onroerende zaken 16
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Editie: 6 februari
Informatiesoort: VN Vandaag