Een gemachtigde stelt namens een bv beroep in tegen een WOZ-beschikking en OZB-aanslag van de Regionale Belasting Groep.
Rechtbank Rotterdam stelt ambtshalve vast dat de WOZ-beschikking en de aanslag aan de verkeerde entiteit zijn opgelegd, maar verbindt hieraan geen consequenties omdat de onjuiste tenaamstelling geen onduidelijkheid heeft veroorzaakt. De WOZ-beschikking en de aanslag zijn opgelegd aan een bv en het bezwaar en beroep is ook ingesteld namens deze bv. De gemachtigde heeft in beroep een uittreksel uit het Handelsregister overgelegd waaruit blijkt dat het bedrijf een eenmanszaak is. De rechtbank volgt het standpunt van de gemachtigde dat de beschikkingen aan de verkeerde entiteit zijn opgelegd maar ziet hierin geen reden om ze te vernietigen wegens een onjuiste tenaamstelling. Omdat de eenmanszaak de aanslag heeft betaald en bezwaar en beroep heeft ingesteld, was het blijkbaar duidelijk dat de beschikkingen voor haar bestemd waren. De rechtbank neemt wel de naam van de eenmanszaak als eiseres op in het hoofd van de uitspraak. Inhoudelijk oordeelt de rechtbank dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. De heffingsambtenaar was niet gehouden in bezwaar naar de reden van de termijnoverschrijding te vragen.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 24
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Editie: 15 juni