Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de hele gang van zaken de indruk wekt dat het beroep en het hoger beroep louter zijn gericht op het krijgen van een zo hoog mogelijke dwangsom en proceskostenvergoeding. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
X doet btw-aangifte en voldoet aldus € 22 onder vermelding van een onjuist betalingskenmerk. Dit leidt er toe dat deze € 22 wordt teruggestort. Vervolgens is een naheffingsaanslag opgelegd van € 22, alsmede een verzuimboete van € 50. Later worden ook € 7 aanmaningskosten in rekening gebracht. X gaat ook tegen dit laatste in bezwaar, aangezien uitstel van betaling was gevraagd. Nadat X in beroep komt wegens het uitblijven van een uitspraak op het bezwaar, zijn de aanmaningskosten bij uitspraak op bezwaar alsnog verminderd tot nihil. Volgens Rechtbank Gelderland is het beroep wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is gegrond. De uitspraak wordt vernietigd, doch uitsluitend voor zover geen bezwaarkosten zijn toegekend. Een brief van de ontvanger, waarin deze zich onbevoegd verklaart te beslissen over de dwangsom, wordt aangemerkt als een dwangsombeschikking. Het verzoek om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen wordt echter afgewezen. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2018/31.30.11) oordeelt dat de hele gang van zaken de indruk wekt dat het beroep en het hoger beroep louter zijn gericht op het krijgen van een zo hoog mogelijke dwangsom en proceskostenvergoeding. X, althans haar beroepsmatig optredende gemachtigde, moet namelijk hebben geweten dat berusting in het een en ander en het uitblijven van een formele uitspraak van de ontvanger op het bezwaar, niet tot nadelige gevolgen in de invorderingssfeer zou leiden. Niettemin zijn er omissies begaan en hieraan moeten eventueel de gevolgen worden verbonden die de wet daaraan verbindt, ook al zijn ze het gevolg van een fout van X zelf. Zo had de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren en X had binnen zes weken na de uitspraak op bezwaar opnieuw in beroep moeten komen. Dit verzuim is X overigens niet aan te rekenen. Er is gesteld noch gebleken dat X, meer dan twee weken vóór het indienen van het beroepschrift, de ontvanger correct in gebreke heeft gesteld. Het hoger beroep van X is dus ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:12
Algemene wet bestuursrecht 4:17