Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur onterecht belastingrente in rekening brengt door bij het opleggen van de voorlopige aanslag geen rekening te houden met de ingediende aangifte. De definitieve aanslag legt hij wel op conform de ingediende aangifte.

Belanghebbende, X, dient in maart 2018 zijn aangifte ib/pvv 2016 in. In mei 2018 ontvangt X op grond van een voorlopige aanslag € 2.266, in verband met heffingskortingen. In de definitieve aanslag van augustus 2018 draait de inspecteur deze betaling terug en volgt hij de aangifte. Wel moet X € 95 belastingrente betalen over de periode 1 juli 2017 tot en met 12 oktober 2018. In geschil is of de inspecteur terecht belastingrente in rekening brengt.

Het hof oordeelt, in navolging van de rechtbank, dat de inspecteur onterecht belastingrente in rekening brengt door bij het opleggen van de voorlopige aanslag geen rekening te houden met de ingediende aangifte. De definitieve aanslag legt hij wel op conform de ingediende aangifte. Volgens de belastingrenteregeling wordt géén belastingrente in rekening gebracht als de definitieve aanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte én deze aangifte tijdig is ontvangen. Het hof verklaart het hoger beroep van de inspecteur ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30hb

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 13 januari

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen