De civiele kamer van Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat Q in september/oktober 2017 zijn zorgplicht heeft geschonden. Hij is daarom tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht.

A en B exploiteren een webshop in feestartikelen. In 2017 wordt de onderneming ingebracht in P bv. Q verricht administratieve werkzaamheden voor P bv. In 2018 constateert Q dat het drempelbedrag voor afstandsverkopen aan Belgische consumenten is overschreden. P bv had dan ook BTW-aangifte in België moeten doen. De Belgische fiscus legt BTW-naheffingsaanslagen op aan P bv over 2016 en 2017 en legt daarbij een boete op en brengt boeterente in rekening. P bv verzoekt Q om de door haar geleden schade te vergoeden.

De civiele kamer van Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat Q in september/oktober 2017 zijn zorgplicht heeft geschonden. Hij is daarom tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht. De rechtbank wijst er daarbij op dat uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat P bv zich er niet van bewust was dat de omzet per EU-land van belang is voor de BTW-aangiften. Q had dat dan ook nog een keer onder de aandacht moeten brengen in plaats van te antwoorden dat P bv aan de verkopen buiten Nederland géén tijd en aandacht hoeft te besteden. De rechtbank is verder van mening dat er een causaal verband aanwezig is. Q is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van verbintenissen die voortvloeien uit de overeenkomst(en) van opdracht tussen P bv en Q. Q moet een bedrag van € 6.195,55 aan P bv betalen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 7 401

Burgerlijk Wetboek Boek 6 74

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Verbintenissenrecht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 13 april

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen