X huurt een onroerende zaak en gebruikt deze om kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 8 jaar, die doordeweeks elders bij ouders, een pleeggezin of een instelling verblijven, in het weekend onderdak te bieden. De onroerende zaak heeft aan de voorzijde het uiterlijk van vijf aaneengesloten eengezinswoningen. De heffingsambtenaar van de gemeente Smallingerland merkt de onroerende zaak aan als een niet-woning en stelt de WOZ-waarde vast op € 1,7 mln. X is van mening dat de onroerende zaak een woning is en acht de WOZ-waarde te hoog.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar de onroerende zaak ten onrechte als een niet-woning heeft aangemerkt. De rechtbank wijst er daarbij op dat het verblijf van de kinderen in de onroerende zaak geen tijdelijk maar een duurzaam karakter heeft. De kinderen, in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar, wonen namelijk veelal die gehele (levens)periode bij X. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X aannemelijk maakt dat meer dan 70% van de gedeelten van de onroerende zaak tot woning dienen dan wel dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Ook is de rechtbank, anders dan de heffingsambtenaar, van oordeel dat de fysieke kenmerken van de onroerende zaak, qua indeling en uitstraling, en qua bestemming, in hoofdzaak juist passen bij een woning. De rechtbank vernietigt de OZB-aanslag gebruikersheffing. Ook stelt de rechtbank de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 1.250.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 26 augustus