In zijn IB-aangiften over de jaren 2011 - 2013, voert X een verlies uit onderneming op. Naar aanleiding van de IB-aangifte 2014, stelt de inspecteur een onderzoek in. Hij onderzoekt of er sprake is van een bron van inkomen. De inspecteur legt vervolgens navorderingsaanslagen op. Het verlies heeft namelijk betrekking op beleggingen. X is het hier niet mee eens. Volgens X beschikt de inspecteur namelijk niet over een nieuw feit. Hij stelt daarbij dat het nieuwe feit, dat bij de aanslagregeling voor het jaar 2014 aan het licht kwam, niet meer van belang kan zijn voor de jaren 2011 - 2013. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht de navorderingsaanslagen heeft opgelegd. De inspecteur heeft het nieuwe feit namelijk pas ontdekt nadat de navorderingsaanslagen tot stand waren gekomen. In hoger beroep voert X aan dat er sprake is van een feit waarvan de inspecteur ten tijde van vaststelling van de primitieve aanslagen redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur in redelijkheid niet aan de juistheid van de ingediende aangiften hoefde te twijfelen. Dat geen onderzoek is ingesteld naar de aangegeven verliezen, kan dan volgens het hof niet als een ambtelijk verzuim worden aangemerkt. Voor de inspecteur was er geen reden om te vermoeden dat de verliezen betrekking hadden op beleggingen in obligaties. Het hof overweegt hierbij ook nog dat X sinds 2007 deelneemt in een aantal (scheepvaart-)cv's, ter zake waarvan hij als medegerechtigde winstaangiften heeft ingediend. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 14 maart