Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur een nieuw feit heeft omdat deze na met normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de IB-aangiften aan de juistheid daarvan in redelijkheid niet hoefde te twijfelen. Pas na het FIOD-onderzoek zou er aanleiding zijn geweest om de aangiften nader te onderzoeken.
De heer X claimt in zijn IB-aangiften over 2012 tot en met 2015 aftrek van specifieke zorgkosten, negatieve inkomsten uit eigen woning en uitgaven voor levensonderhoud van kinderen. Na diverse signalen over fraude door zijn gemachtigde blijkt uit een FIOD-onderzoek met de CHI-kwadraattoets dat de gemachtigde vermoedelijk gefingeerde bedragen aftrekt voor zijn klanten. In maart 2017 wordt X daarom gevraagd om zijn aftrekposten van 2012 tot en met 2015 (alsnog) nader te onderbouwen. In geschil is of vervolgens terecht navorderingsaanslagen over 2012 tot en met 2014 zijn opgelegd en de aangifte over 2015 wordt gecorrigeerd als X niet adequaat op dit verzoek reageert.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur een nieuw feit heeft omdat deze na met normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de aangiften aan de juistheid daarvan in redelijkheid niet hoefde te twijfelen (vgl. HR 11 april 2001, 36.088, V-N 2001/22.5). Pas na de uitkomst van het FIOD-onderzoek zou er aanleiding zijn geweest om de aangiften nader te onderzoeken. X stelt vergeefs dat de aftrekken zijn gebaseerd op stukken die hij aan de inspecteur heeft verstrekt en die daar vervolgens zoek zijn geraakt. Zowel de navorderingen over 2012 tot en met 2014 als de correcties van 2015 zijn daarom terecht. Het beroep van 2012 is wel gegrond omdat het bezwaar ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 12 februari
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief