X drijft sinds 2008 een eenmanszaak en bezit samen met zijn ex-partner een woning. In 2014 verhuist X naar een nieuw aangekocht appartement. De inspecteur corrigeert diverse kostenposten, waaronder verhuiskosten en loonkosten, in de aangiften IB/PVV voor de jaren 2015, 2016 en 2017. X maakt bezwaar tegen de aanslagen en gaat vervolgens in beroep. Rechtbank Gelderland verklaart de beroepen van X deels gegrond en vermindert de aanslagen. X gaat in hoger beroep. In geschil is de zakelijkheid van de in aftrek gebrachte kosten en de etikettering van de woning.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de in aftrek gebrachte kosten niet zakelijk zijn en dat de werkkamer in de voormalige privéwoning niet daadwerkelijk voor de onderneming wordt gebruikt. Door de verhuizing van X bevindt de werkkamer zich niet langer in de privéwoning. Dit is in beginsel een bijzondere omstandigheid op grond waarvan etikettering opnieuw mag worden beoordeeld. Echter maakt X niet aannemelijk dat de grenzen der redelijkheid niet worden overschreden als hij een deel van zijn onverdeelde helft van de woning als ondernemingsvermogen etiketteert. Het hof acht het namelijk niet aannemelijk dat X werkzaamheden uitvoert in zijn voormalige woning. De verhuiskostenregeling wordt afgewezen omdat de verhuizing niet uit zakelijke overwegingen plaatsvond. Ook de loonkosten van de kinderen, die naar verluidt in totaal 42 uur per week werken, en de kosten voor relatietherapie worden niet als zakelijk erkend.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 19 december
Informatiesoort: VN Vandaag