Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslagtermijn is verlengd in verband met de eerdere procedure over de informatiebeschikking. Van de onttrekking is € 317.815 in 2015 belast als afkoop pensioen en voor € 264.691 is het een winstuitdeling, die voor de helft aan zijn echtgenote wordt toegerekend.
X is gehuwd met echtgenote Y. X is enig aandeelhouder/directeur van A BV, die jegens hem een pensioenverplichting heeft. In 2015 heeft A BV recht op een civiele schadevergoeding van € 692.062. Dit bedrag is echter gestort op een privé-bankrekening van X. Dit riep vragen op bij de inspecteur, die uiteindelijk een – inmiddels onherroepelijke – informatiebeschikking heeft vastgesteld (zie V-N 2022/37.18.39). Inmiddels staat ook onherroepelijk vast dat A BV de schadevergoeding tot haar belaste winst had moeten rekenen (zie V-N 2022/38.1.1). X heeft de schadevergoeding nog steeds niet terugbetaald. In geschil is wat de gevolgen hiervan in de IB-sfeer zijn. X stelt dat zijn aanslag over 2015 te laat is opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslagtermijn is verlengd in verband met de eerdere procedure over de informatiebeschikking. De aanslagtermijn eindigde op 29 januari 2023, zodat de aanslag van 7 januari 2023 tijdig is opgelegd. Gelet op de leugens van X over de ontvangst van diverse brieven is het evident ongeloofwaardig dat de aanslag niet tijdig is ontvangen. Daarmee staat de tijdige verzending en bekendmaking vast. X heeft het bedrag van € 692.062 aan het vermogen van A BV heeft onttrokken. Hierdoor is het vermogen van A BV negatief geworden. A BV ontplooit geen activiteiten meer om haar reserves aan te vullen. Daarmee kan A BV niet meer aan haar uitkeringsverplichtingen voldoen uit hoofde van de pensioenovereenkomst. De onterechte ontvangst van de schadevergoeding wordt voor € 317.815 in box 1 belast als afkoop van zijn DGA-pensioen en voor € 264.691 is het een winstuitdeling in box 2, die voor de helft aan Y wordt toegerekend. De inspecteur had gesteld dat de uitdeling hoger moest zijn, maar dit slaagt niet omdat de winstreserves bij de BV ontoereikend zijn. De revisierente van € 63.570 in verband met de pensioenafkoop is terecht.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Wet op de loonbelasting 1964 19b
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Loonbelasting
Editie: 10 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag