X sluit in 1995 een lijfrenteverzekering. Naar aanleiding van een klacht over de kosten- en risicostructuur van de verzekering betaalt de verzekeraar aan X in 2019 een tegemoetkoming van bruto € 7000. De verzekeraar houdt op een bedrag van € 5500 loonheffing in. De overige € 1500 is onbelast gebleven als tegemoetkoming in de proceskosten. In geschil is of € 5500 tot X’ belastbare inkomen uit werk en woning behoort.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het bedrag van € 5500 terecht tot X’ box 1-inkomen heeft gerekend. Anders dan X stelt, blijkt uit niets dat € 5500 een tegemoetkoming in de proceskosten is of is bedoeld als immateriële schadevergoeding. De tegemoetkoming kwalificeert als een compensatie voor de destijds afgesloten verzekering en is uitbetaald ter vervanging van gederfde periodieke uitkeringen en verstrekkingen dan wel als nabetaling van de periodieke uitkeringen en verstrekkingen zelf. Dit vindt steun in de getuigenverklaring. X’ hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.102
Wet inkomstenbelasting 2001 3.100
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 12 februari
Informatiesoort: VN Vandaag