Stichting X is een ontwikkelingsorganisatie en ontvangt in de jaren 2007 - 2012 onder andere subsidies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In de jaren 2011 - 2015 ontvangt X, als penvoerder van een aantal hulporganisaties die in alliantieverband optreden, een zogenaamde MFS-subsidie. In 2016 ontvangt X geen subsidie meer. Dit leidt echter niet tot een wezenlijke aanpassing van de strategie van X. Eind 2012 verzoekt X de inspecteur om haar als btw-ondernemer aan te merken en btw-aangiftebiljetten uit te reiken over de jaren 2006 - 2012. De inspecteur verklaart de verzoeken van X om btw-teruggaaf niet ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de teruggaafverzoeken over het derde en vierde kwartaal van 2012 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. X heeft namelijk om uitreiking van aangiftebiljetten verzocht voordat de driemaandstermijn voor deze kwartalen was verstreken. Vervolgens stelt de rechtbank echter vast dat X geen diensten tegen vergoeding heeft verricht, en dus geen btw-ondernemer is. De rechtbank overweegt daarbij dat X haar activiteiten primair ter verwezenlijking van haar eigen doelstellingen verricht, en dat er geen sprake is van verbruik door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De rechtbank honoreert uiteindelijk nog wel het beroep van X op het vertrouwensbeginsel. Volgens de rechtbank mocht X namelijk aan een notitie van 24 februari 2012 van de Belastingdienst het vertrouwen ontlenen dat zij in het kader van het MFS II-project het nultarief mocht toepassen, en dat zij recht had op aftrek van voorbelasting. De rechtbank verleent een btw-teruggaaf over het derde en vierde kwartaal van € 56.000 aan X.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 31 augustus