X werkt op het gebied van de thuiszorg. Zij verricht de werkzaamheden in de vorm van een eenmanszaak. De inkomsten die X met deze werkzaamheden verdient verantwoordt zij als resultaat uit overige werkzaamheden. In geschil is of de onverrekend gebleven heffingskortingen (voor het jaar 2011) terecht niet zijn verrekend met de aan X opgelegde aanslag Zvw dan wel terecht niet zijn uitbetaald. In beroep overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 8.8 Wet IB 2001 de gecombineerde heffingskorting maximaal het bedrag van de gecombineerde inkomensheffing is. Uit artikel 8.1, lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001 volgt dat de Zvw niet tot de gecombineerde inkomensheffing behoort. Het onbenutte deel van de gecombineerde heffingskorting waarop X recht heeft kan niet met de op grond van de voorlopige aanslag verschuldigde Zvw worden verrekend. X komt in hoger beroep. Volgens Hof Den Haag heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het onbenutte gedeelte van de heffingskorting waarop X recht heeft niet verrekend kan worden met de door X verschuldigde bijdrage ingevolge de Zvw. De gecombineerde heffingskorting is immers gemaximeerd op het bedrag van de gecombineerde inkomensheffing (artikel 8.8 van de Wet IB 2001) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet behoort niet tot deze gecombineerde inkomensheffing (artikel 8.1, lid 1, onderdeel b, van de Wet IB 2001). Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.8
Wet inkomstenbelasting 2001 8.1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 25 september