X is het niet eens met aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing van de gemeente Amsterdam. X trekt bij de rechtbank inhoudelijk aan het kortste eind, maar krijgt wel een ISV wegens overschrijding van de redelijke termijn en een PKV van € 1.837,50 verdeeld over de heffingsambtenaar en de Staat. Hof Amsterdam verhoogt in hoger beroep de PKV met € 748. Het hof veroordeelt de Staat en de heffingsambtenaar ieder de helft daarvan te voldoen.
De Hoge Raad oordeelt dat Hof Amsterdam heeft verzuimd om de Staat te veroordelen tot vergoeding van wettelijke rente over de aanvullende proceskostenvergoeding die de Staat na het hoger beroep aan X moest betalen. Het hof heeft een aanvullende proceskostenvergoeding aan X toegekend die voor de helft ten laste komt van de heffingsambtenaar en voor de andere helft ten laste van de Staat komt. Het hof heeft in zijn dictum alleen voor de heffingsambtenaar bepaald dat die wettelijke rente is verschuldigd bij te late betaling. Voor de proceskostenvergoeding ten laste van de Staat ontbreekt zo’n beslissing in het dictum. Nu uit de gedingstukken niet blijkt dat de Staat tijdig zijn deel van de aanvullende PKV heeft betaald, heeft X belang bij zijn klacht over de wettelijke rente en is het cassatieberoep van X gegrond. De overige klachten van X kunnen niet tot cassatie leiden (art. 81 RO).
Wetsartikelen:
Burgerlijk Wetboek Boek 6 6:119
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 24 april