Rechtbank Den Haag oordeelt dat de termijnoverschrijding niet aan de heer X is toe te rekenen. Het aanvragen van uitstel van betaling en het instellen van het beroep zijn namelijk door elkaar gaan lopen.

De heer X heeft een eenmanszaak, waarmee vanaf 2007 tot en met 2015 alleen maar verliezen zijn behaald. In geschil is of deze onderneming in 2012 een bron van inkomen is. Aangezien het beroep te laat is ingediend, is primair in geschil of het beroep wel ontvankelijk is. De beroepstermijn eindigde op 24 januari 2017. X stelt dat hij uitstel van betaling had gekregen, mits hij vóór 1 februari 2017 bezwaar (lees: beroep) zou maken. Het beroepschrift is op 30 januari 2017 door de inspecteur ontvangen en is vervolgens doorgestuurd naar de rechtbank.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat in de omstandigheden van het geval de termijnoverschrijding niet aan X is toe te rekenen. Het aanvragen van uitstel van betaling en het instellen van het beroep zijn namelijk door elkaar gaan lopen. Door het ontbreken van een objectieve voordeelsverwachting – ook voor wat betreft de toekomst (verg. HR 24 juni 2011, nr. 10/01299, V-N 2011/32.10) – is er geen bron van inkomen. Het verlies is dus niet aftrekbaar. De PGB-inkomsten, die X ontvangt voor de zorg van echtgenote, en zijn andere neveninkomsten zijn voorts ten onrechte door X als winst aangemerkt. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.5

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Invordering

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 8 november

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen