Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X onzakelijk heeft gehandeld bij het aangaan van de hoofdelijke aansprakelijkheid. X had namelijk geen enkele mogelijkheid om de hoofdelijke aansprakelijkheid te wijzigen, op te zeggen of te beperken.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen C bv via B bv. In 2006 sluit C bv een rekening-courantkrediet af bij de ABN-Amro. X stelt zich hierbij hoofdelijk mede-aansprakelijk. Later dat jaar sluiten X en C bv een borgvergoedingsovereenkomst. In 2012 verkoopt X de aandelen B bv voor € 1. Het rekening-courantkrediet bedraagt op dat moment € 147.000. Na de verkoop van de aandelen is het rekening-courantkrediet verder opgelopen. Na het faillissement van C bv in 2013 wordt X voor € 172.011,64 aansprakelijk gesteld door de bank. X wil in 2014 een voorziening vormen voor de aansprakelijkstelling door de ABN-Amro. De inspecteur is echter van mening dat er sprake is van onzakelijk handelen.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X onzakelijk heeft gehandeld bij het aangaan van de hoofdelijke aansprakelijkheid. Volgens de rechtbank kan er namelijk geen (niet van de winst van de vennootschap afhankelijke) vergoeding worden bepaald waartegen een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest eenzelfde aansprakelijkheid aan te gaan als door X is gedaan. Hierbij is met name van belang dat X geen enkele mogelijkheid had om de hoofdelijke aansprakelijkheid te wijzigen, op te zeggen of te beperken. Er is volgens de rechtbank sprake van een verstrekkende aansprakelijkheid, omdat X ook aansprakelijk is gesteld voor bedragen die na de verkoop van de aandelen zijn opgenomen bij de bank. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 18 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen