X is bestuurder en enig aandeelhouder van Y BV, welke middellijk de aandelen houdt in Z BV. Z BV heeft een kredietfaciliteit afgesloten met een bank. X en Y BV staan garant voor de lening die Z BV is aangegaan, zonder hiervoor een vergoeding te krijgen of zekerheden te hebben verkregen. Z BV kan de lening niet terugbetalen en de bank spreekt X aan om het restant van de lening te betalen. X schrijft de hieruit volgende regresvordering af op het moment dat Z BV failliet wordt verklaard. De inspecteur weigert de aftrek van het verlies op de regresvordering, omdat hij van mening is dat sprake is van een onzakelijke borgstelling.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de afwaardering van de regresvordering niet aftrekbaar is in box 1. Het is aan X om bewijs aan te dragen dat geen sprake is van een onzakelijke borgstelling. Nu geen zekerheden zijn gesteld, geen borgstellingsvergoeding is gerekend en een onafhankelijke derde niet onder dergelijke voorwaarden een borgstelling zou verlenen, is de afwaardering van de regresvordering niet aftrekbaar.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 december