De Hoge Raad oordeelt dat er een rechtstreeks verband is tussen de ontvangen prijs en de levering van het gebouw. De omstandigheid dat de hoogte van de verkoopprijs (mede) is bepaald door een belastingvoordeel dat is beoogd met de structurering van activiteiten, doet daar niet aan af.
Gemeente X sticht een gebouw voor twee basisscholen, een peuterspeelzaal en een kinderdagverblijf, waarvan de kosten ruim € 5 mln. zijn. X verkoopt het gebouw voor € 550.000 aan een woningcorporatie. De corporatie verplicht zich om het gebouw gedurende 30 jaren te blijven aanwenden als 'brede' school. X krijgt het recht van eerste koop. De dan te betalen prijs wordt bepaald door de oorspronkelijke koopsom, de verschuldigde BTW en overdrachtsbelasting, waarbij rekening wordt gehouden met de vrijval van de onderhoudsvoorziening. In geschil is of X de BTW die haar ter zake van de bouw in rekening is gebracht in aftrek kan brengen. Volgens Hof Den Haag is de overdracht geen belastbare handeling. Er is namelijk geen rechtstreeks verband tussen de verkoopprijs en de levering van het gebouw. De prijs is namelijk bepaald door de belastingbesparing. Er bestaat daarom geen recht op aftrek van voorbelasting. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat er wel een rechtstreeks verband is tussen de ontvangen prijs en de levering van het gebouw. De omstandigheid dat de hoogte van de verkoopprijs (mede) is bepaald door een belastingvoordeel dat is beoogd met de structurering van activiteiten, doet daar niet aan af. Het is namelijk niet relevant welk oogmerk X en de corporatie hebben. Het beroep van X is in zoverre gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 1
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 september
Carrousel: Carrousel