Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat administratiekantoren niet zijn uitgezonderd van het wettelijke waarderingsvoorschrift voor langlopende en kortlopende projecten en opdrachten.

Belanghebbende, X, is vennoot van een VOF, die een administratie- en adviesbureau exploiteert. Naar aanleiding van een boekenonderzoek corrigeert de inspecteur onder andere zijn winst uit onderneming. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 tot een te hoog bedrag heeft vastgesteld en of terecht en tot het juiste bedrag een vergrijpboete is opgelegd.

De rechtbank oordeelt dat artikel 3.29b Wet IB ertoe leidt dat ten aanzien van onderhanden werk en onderhanden opdrachten voortschrijdend winst wordt genomen. Administratiekantoren zijn hiervan niet uitgezonderd. Verder staat de rechtbank alsnog een procentueel gedeelte van beperkt aftrekbare kosten toe, omdat men hiervoor kan kiezen tot het moment dat de aanslag onherroepelijk vaststaat. Ook verlaagt de rechtbank de vergrijpboete. Dat X als vennoot van een administratiekantoor, dat is aangesloten bij een beroepsorganisatie, kennis heeft om een aangifte inkomstenbelasting op juiste wijze te doen bewijst geen (voorwaardelijke) opzet. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.15

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Wet inkomstenbelasting 2001 3.29b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 15 juni

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen