Erflaatster X overlijdt in 2013. Haar echtgenoot A en hun zoon zijn de enige erfgenamen. Over 2013 was aan A een IB-aanslag opgelegd van € 715 en ontving X een algemene heffingskorting van € 715. Op verzoek van A is zijn aanslag in 2018 ambtshalve verminderd tot nihil en is € 715 zonder rente aan hem terugbetaald. Vervolgens is de eerder aan X verstrekte algemene heffingskorting van € 715 bij de erven nagevorderd en is € 111 belastingrente in rekening gebracht. In geschil is of dat laatste terecht is. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden blijft het uitgangspunt van de geïndividualiseerde IB-heffing ook na overlijden gehandhaafd. Bij het terugnemen van de heffingskorting is dus belastingrente verschuldigd. De erven van X gaan in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de ambtshalve vermindering en de navordering niet zijn vastgesteld ter zake van dezelfde belastingplicht. Conform de wettelijke bepalingen is bij de ambtshalve vermindering geen belastingrente vergoed, terwijl bij de navordering belastingrente in rekening is gebracht. Het maakt niet uit of de vermindering en de navordering rechtstreeks met elkaar samenhangen. Het beroep van de erven is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fe
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 16 november