X-Beteiligungsgesellschaft mbH verricht in 2012 bemiddelingsdiensten aan T GmbH in verband met de verkoop van vastgoed door T-GmbH. Op 7 november 2012 sluiten X mbH en T GmbH een overeenkomst over de vergoeding. Op dat tijdstip had X reeds alle door haar verschuldigde prestaties verricht. Overeengekomen wordt dat T GmbH de vergoeding van € 1 mln in vijf jaarlijkse termijnen zal betalen, waarvan de eerste op 30 juni 2013 en dat X mbh op de vervaldag van elke termijn de verschuldigde BTW factureert en afdraagt. De Duitse Belastingdienst stelt echter dat X mbh de diensten in 2012 heeft verricht en dat zij de BTW die zij is verschuldigd in verband met de door haar verrichte diensten dan ook in 2012 had moeten afdragen. De Duitse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Szpunar concludeert dat art. 64 lid 1 Btw-richtlijn niet van toepassing is wanneer een éénmalige dienst wordt verricht en de betaling voor deze dienst in termijnen geschiedt. Deze bepaling is alleen van toepassing als zij betrekking heeft op handelingen die een in tijd gespreide betaling of een gefaseerde betaling vergen omdat zij niet eenmalig van aard zijn. Verder geldt volgens de A-G ook dat er geen sprake is van een niet-betaling in de zin van art. 90 Btw-richtlijn voor de laatste vier termijnen. De Duitse rechter was namelijk met deze oplossing gekomen, waarschijnlijk om een praktische oplossing te bieden zodat X mbh de verschuldigde BTW niet hoefde te financieren voordat zij de betaling voor de verrichte dienst ontvangt.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 2 juli