Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht de inkomsten van X uit het persoonsgebonden budget van echtgenote aanmerkt als row. Ook als de zorgverlener de partner is van de verzekerde is er sprake van een bron van inkomen.
Belanghebbende, X, heeft een echtgenote die door een aangeboren afwijking gehandicapt is en daarom in 2018 en 2019 een persoonsgebonden budget toegekend krijgt om zorg te kunnen inkopen. Gedurende beide jaren verleent X deze zorg en ontvangt daarvoor betalingen uit het persoonsgebonden budget. In geschil is of de inkomsten die X heeft ontvangen uit het persoonsgebonden budget van zijn echtgenote, door de inspecteur terecht zijn aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht voor deze jaren de ontvangen bedragen als resultaat uit overige werkzaamheden in de heffing betrekt. De werkzaamheden zijn in het economisch verkeer verricht en daarbij is ook een voordeel beoogd. Hierbij maakt het geen verschil dat de hulpverlener in gezinsverband staat tot de verzekerde of dat er sprake is van fiscaal partnerschap. Vergoedingen uit het persoonsgebonden budget vormen een belaste bron van inkomen. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.104