Belanghebbende, die gehuwd was en samen met haar gezin en met haar vader een gezamenlijke huishouding vormde, heeft haar vader tot zijn overlijden jarenlang als mantelzorger verzorgd en heeft na diens overlijden ook het mantelzorgcompliment toegekend gekregen. In geschil is of het verschil in behandeling tussen een ongehuwde, die wel in aanmerking zou komen voor de mantelzorgvrijstelling, en een gehuwde mantelzorger in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat ook een gehuwde mantelzorger in aanmerking kan komen voor de mantelzorgvrijstelling. Naar het oordeel van de rechtbank vervult de eis dat de mantelzorger ongehuwd moet zijn om in aanmerking te komen voor de hoge vrijstelling geen enkele functie. Het verschil in behandeling tussen een gehuwde en een ongehuwde persoon laat zich niet verklaren door de wetsgeschiedenis of het systeem van de wet. Niet kan worden gezegd dat de wetgever binnen zijn ruime beoordelingsvrijheid is gebleven. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een ongelijke behandeling, waarvoor geen rechtvaardiging kan worden gevonden. Er is sprake van strijdigheid met art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vermindert de aanslag erfbelasting.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 26 augustus