Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank ten onrechte geen immateriële schadevergoeding heeft toegekend. Niet in geschil is dat de redelijke termijn in de bezwaarfase met twee maanden is overschreden, zodat de vergoeding op € 500 wordt vastgesteld.

X doet BPM-aangifte voor een BMW X1 met forse schade. Het bijgaande taxatierapport gaat uit van een handelsinkoopwaarde van € 2000. Bij hertaxatie door Domeinen is geen schade aangetroffen. In geschil is de naheffing van € 3088. De rechtbank stelt de inspecteur in het gelijk en er wordt ondanks de overschrijding van de redelijke termijn geen immateriële schadevergoeding toegekend. X heeft er namelijk mee ingestemd dat alle vergoedingen toekomen aan zijn gemachtigde. X gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank ten onrechte geen immateriële schadevergoeding heeft toegekend en verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 31 mei 2024 (ECLI:NL:HR:2024:775, V-N 2024/27.20). Niet in geschil is dat de redelijke termijn in de bezwaarfase met twee maanden is overschreden. Het beroep van X is voor het overige ongegrond. De zogenaamde herleidingsmethode is volgens vaste jurisprudentie in strijd met de wet (zie o.a. HR 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:331, V-N 2020/12.17). Het hof kent een immateriële schadevergoeding van € 500 toe met een proceskostenvergoeding van € 875. De proceskostenvergoeding heeft betrekking op de beroeps- en hoger beroepsprocedure. De inspecteur moet ook het betaalde griffierecht vergoeden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Editie: 15 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

121

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen