Aan X VOF is € 208 belastingrente vergoed naar aanleiding van een BPM-teruggaaf. Na bezwaar handhaaft de inspecteur de betreffende beschikking. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep van X VOF niet-ontvankelijk wegens het niet betalen van het griffierecht. X VOF gaat vergeefs in verzet en krijgt van de rechtbank ook geen immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Volgens de rechtbank is de procedure over de hoofdzaak namelijk reeds beëindigd door de uitspraak in bezwaar of beroep tegen de op aangifte voldane BPM (zie HR 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1128, V-N 2022/38.16). X VOF gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat ook spanning of frustratie kan worden ondervonden door de duur van een procedure met betrekking tot een voor bezwaar vatbare beschikking waarover een afzonderlijke procedure wordt gevoerd. Voor de fase van bezwaar en beroep bij de rechtbank – inclusief de verzetsprocedure – geldt een redelijke termijn van twee jaar. Er is op 18 februari 2019 bezwaar gemaakt en op 12 mei 2023 is uitspraak gedaan op verzet. Dit betekent dat de redelijke termijn in beginsel met 2 jaren en 3 maanden (27 maanden) is overschreden. Het beroep is echter terecht niet-ontvankelijk verklaard, zodat de vergoeding alleen betrekking kan hebben op de procedure bij de rechtbank. Er is op 7 januari 2021 beroep ingesteld, zodat de redelijke termijn met (afgerond) 11 maanden is overschreden. X VOF heeft daarom recht op € 1000. Het cassatieberoep is gegrond. Voor het geding bij de rechtbank krijgt zij € 219 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en voor het geding in cassatie € 1750, alsmede een griffierechtvergoeding van € 548.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 8:55

Algemene wet bestuursrecht 8:54

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30j

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ah