Belanghebbende (X) verzoekt om middeling voor de kalenderjaren 2012 tot en met 2014. Na een maand vraagt X om de status. Vlak daarna (tijdig) beslist de inspecteur afwijzend. Veel later stuurt de inspecteur een ontvangstbevestiging van het middelingsverzoek en beslist daar (nogmaals) negatief op. X komt nu (wel) in bezwaar. Tegen een afwijzing van een (ander) verzoek om ambtshalve vermindering 2014 komt X vlak hierna ook in bezwaar. Met verwijzing naar dat laatste bezwaarschrift en als omschrijving “bezwaar tegen afwijzing middeling” vraagt X om een dwangsom wegens niet tijdig beslissen. Tegen de uitspraak inzake de middeling en de weigering van een dwangsom, komt X in beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het opvragen van de status geen ingebrekestelling is. Die ingebrekestelling was ook nog niet mogelijk omdat het verzoek er toen pas een maand lag. De latere dwangsomaanvraag is evenmin een geldige ingebrekestelling. Zo verwijst het niet naar het bewuste middelingsverzoek en is het te snel ingediend. Verder is de inspecteur van de juiste inkomens uitgegaan.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.154
Algemene wet bestuursrecht 6:12
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 14 juni