Aan X bv wordt in december 2016 een pro forma naheffingsaanslag loonheffingen over 2011 met heffingsrente en boete opgelegd. Het totaalbedrag is € 595.081 en is direct invorderbaar. Op dezelfde dag is het dwangbevel betekend. De kosten hiervan zijn € 11.599, met dien verstande dat deze niet zijn verschuldigd als binnen twee dagen de belastingschuld wordt betaald. In geschil is of de kosten van het dwangbevel terecht in rekening zijn gebracht.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv in de gelegenheid was om kennis te nemen van de schuld en die te betalen voordat de kosten in rekening zouden worden gebracht (zie HR 5 december 2003, nr. 39241, V-N 2003/61.23). Weliswaar is het dwangbevel gelijktijdig met de aanslag uitgevaardigd, maar de kosten zijn onder opschortende voorwaarde in rekening gebracht. Het maakt ook niet uit dat de aanslag ter behoud van rechten is opgelegd en dat volgens de Leidraad invordering 2008 daarom ambtshalve uitstel van betaling moet worden verleend. Feitelijk staat namelijk vast dat geen uitstel is verleend en dat X bv dus in gebreke was. Voor zover X bv van mening is dat ten onrechte geen uitstel van betaling is verleend, moet zij zich tot de civiele rechter wenden. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Kostenwet invordering rijksbelastingen 1