X woont in Duitsland en bezit een woning in Nederland, die zij niet verhuurt. X is het niet eens met de box 3-heffing. Op de zitting van het hof stelt X dat het in strijd is met art. 14 EVRM en art. 1 EP EVRM dat de box 3-heffing wordt geheven over de waarde van de woning. Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat met ongerealiseerde vermogenswinsten geen rekening hoeft te worden gehouden en vernietigt de aan X opgelegde IB-navorderingsaanslagen. De staatssecretaris gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat wel degelijk rekening moet worden gehouden met de waardestijging van de woning van X. Ook niet-gerealiseerde vermogenswinsten zijn van belang voor de vermogensrendementsheffing. De Hoge Raad wijst op zijn arrest van 6 juni 2024 (23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705, V-N 2024/28.4) en verwijst de zaak vervolgens naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat ook de niet-gerealiseerde vermogenswinsten in box 3 worden belast. Voor de woning zijn daarbij de WOZ-waarden van belang. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met het eigen gebruik. Dit volgt uit recente jurisprudentie van de Hoge Raad. Het hof vernietigt vervolgens de IB-navorderingsaanslag 2017 in verband met het negatieve rendement van € 7000 op de woning. De IB-navorderingsaanslag 2018 blijft in stand. In dat jaar is het rendement namelijk positief en bedraagt € 14000. Dit is hoger dan het fictieve rendement van € 7014 dat de inspecteur in aanmerking heeft genomen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.20
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Wet inkomstenbelasting 2001 5.1
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Inkomstenbelasting, Waardering onroerende zaken
Editie: 21 januari
Informatiesoort: VN Vandaag